PROBE H10
Inhoud van dit gedeelte van het boek PROBE
10. Meteoriden
11. Pluto
© Copyright 2018 – Pierre Henry Vermont
H10 Meteoriden
“We hebben de meteoriet monsters”, zei Thomas. “Nou kan ik zien of er iets bijzonders mee is. Maar ik wil nog de precieze plek weten waar we dat blauwe licht boven de Lochsike hebben gezien.”
Ze liepen naar boven, naar het kleine torenkamertje achter. De computer was aan blijven staan. Thomas zocht naar de opname van het blauwe licht. De vallende sterren waren goed zichtbaar toen hij de opnamen terugspeelde, maar het blauwe licht was een probleem. Na een tijdje zoeken gaf hij het op.
“Het is weg. Ik kan het niet meer vinden.”
“Dat kan niet”, zei Senne, “laat mij maar even kijken.”
Hij was achter de computer gaan zitten en probeerde nu zelf het beeld terug te vinden. Maar na een kwartier gaf hij het ook op.
“Ik snap er niets van. Het is inderdaad weg. Onbegrijpelijk.”
Thomas vloekte. Senne haalde zijn schouders op.
“Sorry, Thomas. Er moet iets zijn dat we nog niet begrijpen.”
De volgende middag zat Thomas na school met een microscoop voor zich. Hij keek rond naar zijn eigen instrumenten. Het was altijd leuk op het elektronica lab van Senne, maar in zijn eigen lab voelde hij zich veel meer thuis. Met de microscopen kon je heel veel, en hij had ook wat spullen om chemische proeven mee te doen. Met een vergrootglas bekeek hij de stenen één voor één. Hij hoopte, dat er tussen de stenen die hij had opgeraapt een meteoriet zou zitten, maar zeker was dat niet. Hoe kon je daar achter komen? Hij dacht na. En na een tijdje kwam hij tot de conclusie dat hij alles fout had gedaan. De deur van zijn kamer ging met een klap open. Het was Paul.
“Ik ben stom geweest.”
“Hoezo?” vroeg Paul.
Op dat moment kwam ook Marion zijn kamer binnen.
“Stom, sperstom.”
“Goeiemiddag, Thomas. Je bedoelt mij toch niet, hoop ik?”
“Hoi Marion, nee, ikzelf.”
“Leg het eens uit, Thomas. We weten niet waarover je het hebt.”
“Ok, kijk daar eens dan.”
Paul en Marion keken naar de glazen schalen op de labtafel.
“Heb je iets gevonden?”
Paul vroeg het enthousiast. Hij wilde graag dat Thomas iets heel belangrijks gevonden had.
“Nee. En ik had dit kunnen weten. Het zijn gewoon kiezelstenen. Er zit geen enkele meteoriet bij.”
Paul begreep het niet. Marion ook niet.
“Ik begrijp niet waarom, Thomas. Hebben we niet op de goede plek gekeken?”
“Dat is niet het probleem”, zei Thomas. “Dankzij jouw programma en de tecuinos van Senne hebben we op de goede plek gekeken. Op die plek zagen we dat er iets aan de hand was en er kunnen ook meteorieten neergekomen zijn.”
Zijn uitleg was onduidelijk. Thomas zag dat ze er het niet begrepen.
“Ok”, zei Thomas ”denk even na. Hoe hard gaat een meteoriet?”
“Heel hard”, zei Paul.
“Ja, inderdaad”, zei Thomas. “Ze gaan twintigduizend kilometer per uur, sneller dan een kogel.”
“Ja, en… ?”
“De meeste verbranden daardoor in de atmosfeer. Alleen de grote kunnen de grond raken. Als een steen met hoge snelheid op de oever valt, slaat ie een gat in de bodem. Dat heet een inslagkrater. De stenen die wij opgehaald hebben lagen op de oever. Maar er waren geen inslagkraters of zoiets. Zelfs geen kleine. En dus..”
“Ja en dus?” vroeg Marion.
“Het zijn kiezelstenen. En dus allemaal waardeloos.”
Ze hoorden hoe Senne de trap op kwam lopen. Hij legde een plastic buisje neer. Het was afgesloten. Er zaten twee steentjes in, bijna zo groot als een kers. Beide stenen waren glanzend zwartgrijs. Ze leken heel erg op elkaar. Thomas keek verbaasd.
“Heb jij ook stenen gezocht op de oever, Senne? Dat zijn gewoon kiezels, net als deze, die wij gevonden hebben.”
“Deze zijn niet van de oever. Deze zijn uit het water gehaald.”
“In het water liggen ook kiezels.”
“Misschien. Maar dit kunnen meteorieten zijn.”
“O ja? Hoe kom je hier dan aan?”
“Simpel. Terwijl jullie naar steentjes zochten, ben ik met een speciale drone onder water gaan zoeken. Er zit een waterdicht infraroodcameraatje op, dat ik onder water kan gebruiken.”
“En waar is dat dan goed voor?”
“Daarmee kan ik warme voorwerpen zien. Als iets warm is, wordt het in de infrarood camera wit weergegeven. Koude voorwerpen zijn juist donker. Als meteorieten in het water terecht komen, zullen ze nog wel warm zijn, dacht ik zo. Ik zag een paar warme stenen op de camerabeelden en heb ze toen met de kleine grijper die op de drone zit naar boven gehaald. Toen jullie wegfietsten heb ik ze in een buisje gedaan.”
Thomas was enthousiast.
“Dat is echt super, Senne. Het kunnen best meteorieten zijn.”
Senne glimlachte. Heel even.
“Ja, dat zou kunnen.”
“Ik leg ze onder de microscoop.”
Thomas pakte een microscoop, legde een steentje eronder, stelde hem scherp, draaide en schoof wat aan de objecttafel waarop het steentje was vastgezet.
“Perfect. Het beeld is nu scherp. En raad eens… het ziet er bijzonder uit.”
Hij ging opzij en maakte ruimte voor Senne.
“Ja, inderdaad.”
Ook Marion en Paul keken met een vergroting van vijfhonderd maal naar het steentje dat door Senne was opgedoken.
“Zien jullie het verschil?” zei Thomas. “Ze lijken op de kiezels, maar toch niet helemaal. Meteorieten zijn ook glad. Maar dat komt omdat ze erg heet zijn geworden toen ze in de atmosfeer kwamen. Dus is het oppervlak waarschijnlijk gesmolten geweest. Ze zijn dus glad omdat het oppervlak is gesmolten. Kiezels zijn glad omdat het oppervlak glad is gesleten. En die krassen van het slijten kun je onder de microscoop zien. Als er krassen zijn, is het waarschijnlijk geen meteoriet.”
“Kunnen we er achter komen of die van mij meteorieten zijn?”
Thomas dacht na.
“Ik denk het wel, Senne. Ik kan één van de twee meteorieten aan mijn neef Dave sturen, die in Manchester sterrenkunde studeert. Die kan het op het laboratorium van de universiteit bekijken, denk ik.”
Senne gaf het buisje met de tweede meteoriet aan Thomas.
“Alsjeblieft, Thomas. Je mag ze allebei houden. Ik hoor wel wat Dave vindt.”
De volgende dag waren Marion en Paul als eerste in de klas. Nadat Thomas aan zijn vader had gevraagd om naar de meteoriet te laten kijken, had die het steentje via zijn werk aan Dave gestuurd. Het zou een paar weken kunnen duren voor ze antwoord zouden krijgen. Thomas kwam als laatste de klas in. Ze zaten die ochtend in het lokaal voor natuurkunde. Dat vak zouden ze volgend jaar krijgen, maar doctor Stellar gaf vandaag een demonstratie. Als kennismaking. Hij stelde zich nauwelijks voor, en vroeg ook niet hoe iedereen heette, maar begon meteen. Hij was naast de lessenaar gaan staan, terwijl iedereen zijn ogen uitkeek naar het vreemde toestel dat voor de klas stond. Een vreemd soort glazen toren met horizontale schijven en bovenaan een glazen bol met een metalen punt.
“Opletten allemaal! Als we vandaag goed opletten, dan leren we alvast iets van natuurkunde. En dat is niet alleen voor degenen die dat volgend jaar in hun pakket kiezen. Jullie zullen dit vak nog vaak tegenkomen. Maar vandaag heb ik iets bijzonders voor jullie.”
Hij zweeg even en keek de klas rond.
“Jullie mogen nu allemaal je tablet en je mobieltje in zilverpapier pakken en dan terug in je tas stoppen. Dan blijven ze heel als dit toestel straks wordt aangezet.“
Hij wachtte even tot alle tablets waren weggestopt en trok de zwarte gordijnen van het lokaal bijna dicht, zodat het erg donker werd.
Daarna stak hij de stekker van het apparaat in het stopcontact en liep hij naar de zijkant. Hij legde zijn rechterhand op de schakelaar en keek wat triomfantelijk de klas rond. Alleen voorin de klas was nog licht van de schijnwerper die op het whiteboard gericht was. Hij draaide het licht nog lager, zodat het nu bijna helemaal donker was. Ze konden weinig zien, maar hoorden een kleine klik toen hij de schakelaar overhaalde. Meteen klonk er ook een harde klik in het apparaat en toen een zoemend geluid dat steeds sterker werd.
In het apparaat waren nu wat kleine vonken te zien tussen de horizontale schijven. Die maakten een sissend geluid. Het apparaat gaf een steeds hogere toon en maakte na een paar minuten een wat gierend geluid, al was dat nog niet heel erg hard.
“Nou, jongelui. Wat voor toestel is het?”
Paul zag zijn kans schoon om iets leuks te zeggen.
“Ik denk dat u daarmee de klas gaat stofzuigen, meneer Stellar.”
De klas lachte minder hard dan Paul had gehoopt. Alleen Senne zat wat te grinniken. Stellar keek of iedereen op voldoende afstand zat van het toestel. Hij haalde een tweede schakelaar over.
Met een enorme knal sloeg er een soort bliksem vanaf de punt bovenaan naar het midden van het glazen toestel. Daarna klonk er geraas van binnen uit. Stellar moest schreeuwen om verstaanbaar te blijven. De leerlingen zaten inmiddels rechtop achter hun tafel. Sommigen zaten als versteend te kijken, terwijl de bliksem aanhield en het apparaat heel veel licht uitzond. De leerlingen die vooraan zaten waren van schrik een halve meter naar achteren geschoven.
Stellar draaide de schakelaar weer om. Het gierende geluid nam af. De toon zwakte af tot een rustig gezoem. Zoals aan het begin.
“Dit was een voorbeeld van elektriciteit, net zoals onweer met bliksemflitsen. Ik zag dat sommigen van jullie een beetje schrokken, maar de bliksem van dit toestel is niet echt gevaarlijk. Tenminste niet op die afstand. Maar zoals jullie weten is de bliksem – in het echt – wèl gevaarlijk.”
Thomas had alles ademloos gevolgd. Hij had in elk geval één belangrijk ding gezien. Iets dat de anderen niet zou opvallen. Hij had gezien dat toen het bliksemlicht begon, er eerst een smalle blauwe lichtcirkel rond de glazen toren te zien was geweest. Het leek op het blauwe licht dat hij boven de vijver gezien had. En toen Stellar het apparaat uitzette, was dat licht op bijna dezelfde manier te zien. Dat kon natuurlijk toeval zijn. Maar hoe was het mogelijk dat water uit de vijver omhoog kon stromen?
Stellar had het apparaat op een lage stand aangezet en gevraagd of een van de meisjes met lang haar naar voren wilde komen. Marion stond meteen vooraan.
“Dan mag je nu met je vinger voorzichtig de glazen bol bovenaan aanraken. Hij staat op een lage spanning, dus je hoeft niet bang te zijn voor de bliksem.”
Marion aarzelde even, maar stak toen haar vinger uit naar de bol. Er sprong een heel klein vonkje over naar haar vinger en meteen stonden haar haren overeind. Iedereen begon te lachen omdat het zo’n mal gezicht was. Ook Paul lachte een beetje. Andere meisjes volgden haar voorbeeld. En uiteindelijk stonden bij iedereen de haren recht overeind.
“Dit heet statische elektriciteit”, zei Stellar. “Dit is hetzelfde als wanneer je een opgeblazen ballon over je wollen trui wrijft. Hij blijft dan aan je plakken en je kunt dan ook je haren overeind zien staan. Bij een ballon is de spanning natuurlijk veel lager. De spanning in het toestel is nu wel honderdduizend volt. Maar dit verschijnsel is dus hetzelfde als de bliksem. Alleen zijn het dan de wolken die over elkaar schuiven en de lading geven.”
“Maar hoe krijg ik mijn haar nou weer goed?”
“Goeie vraag, Marion. Er zit nu veel elektrische lading op je. Maar omdat jij de stroom niet zo goed geleidt blijft die lading zitten. Dat geldt voor iedereen.”
Senne liep langs Marion en fluisterde iets in haar oor. Niemand kon het horen, maar Marion knikte en lachte wat. Ze liep naar het wasbakje met de kraan die rechts vooraan in de klas aan de muur zat. Ze pakte de kraan vast. Ze voelde verder niets. Maar toen ze haar hand door haar lange haren haalde, zat het weer gewoon. Bijna iedereen had dat gezien.
“Marion heeft het al gevonden”, zei Stellar.
Iedereen liep naar de kraan en deed het na.
“Heel slim van Marion, en ook van de andere leerlingen, want een kraan geleidt dus de elektriciteit en als je de kraan vastpakt wordt de stroom er door afgevoerd. Met gewone statische elektriciteit, zoals hier, kun je dat veilig doen. Maar met stroom uit het stopcontact is dat juist heel erg gevaarlijk. En met de bliksem zeker ook. Als je de kraan dan vast hebt, overleef je dat niet.”
Na nog een paar voorbeelden en bliksemflitsen was de les voorbij.
De helft van de klas bleef rond het toestel hangen om nog eens alles van dichtbij te zien. De klas liep maar langzaam leeg. Anders dan gewoonlijk.
Senne had niet veel haast toen de school uit ging. Hij liep in zijn eentje naar het hek. Thomas keek of hij misschien een drone had meegenomen die ergens boven hun hoofd bezig was, maar zo te zien was dat niet zo. Hij had ook al eerder gezegd dat hij de drones niet zomaar hierheen zou laten komen. Er kon altijd iets fout gaan en dan raakte hij ze misschien wel kwijt.
Toen Thomas thuiskwam, was zijn moeder thuis, maar ze zat niet in de woonkamer. Misschien was ze boven proefwerken aan het nakijken. Hij wilde vragen of ze doctor Stellar kende, ook al werkte ze op een andere school. Er lag een krant op tafel, die zijn moeder had gelezen en die nog uitgespreid lag. Er stonden foto’s in van graancirkels die er op verschillende plaatsen waren geweest. Maar de grootste foto die in de krant stond was die van een graancirkel die afgelopen zomer dichtbij Keltonbridge was gevonden. De foto was zelfs in kleur. Het verhaal ging erover dat er ook een paar jaar geleden in dezelfde omgeving een graancirkel was geweest, maar daarvan waren geen goede foto’s. Het verhaal gaf wat reacties van mensen die het hadden gezien. Er werd ook iets gezegd over ufo’s en over buitenaardse bezoekers. Zijn moeder was de kamer binnengekomen. Het was duidelijk dat zij de krant niet serieus nam.
“O, die Keltonklets mag weg hoor, Thomas. Staat weinig in. Een verhaal over ouwe graancirkels en ufo’s met groene mannetjes.”
De Keltonklets. Dat was de aanduiding die zijn vader ook gebruikte voor de plaatselijke krant. Het krantje was meestal niet erg interessant, maar ze lazen het wel – voor de plaatselijke informatie.
Thomas kende de verhalen over graancirkels niet echt, maar hij was toch nieuwsgierig. Toen hij de volgende ochtend naar school ging, scheurde hij het artikel uit het krantje en stopte het in zijn rugzak. Hij liep door het hek het schoolplein op. Hij wilde het aan Paul vertellen, maar kreeg niet de kans om er iets over te zeggen.
“Heb je dat gehoord, Thomas? Er zijn ufo’s geland in Keltonbridge. Maar er zijn nog geen buitenaardse mannetjes gezien.”
“Die liggen te slapen, Paul. Hele reis gehad. Als ze vanmiddag wakker worden zullen ze wel appeltaart lusten, dus als je nog iets wilt hebben moet je snel zijn.”
Paul had gehoopt dat Thomas enthousiaster zou zijn. Dit was toch belangrijk nieuws. Het was bijzonder dat er ufo’s in Keltonbridge geland waren.
“Geloof jij soms niet in ufo’s, Thomas? Maar ze bestaan ècht wel, hoor.”
Thomas ha er helemaal geen mening over. Maar hij vond Paul te enthousiast. Er was niks bewezen.
“Ok, Paul. Heb jij dan een ufo gezien?”
“Nou nee, niet zelf, maar er staat een foto in de krant. Dat sommige mensen ze gezien hebben en die ufo’s hebben een graancirkel gemaakt.”
“Het artikel gaat over een graancirkel van afgelopen zomer, Paul. Als er een ufo geland was is die nu wel weer naar huis.”
Marion kwam aanlopen. Ze had het krantje gezien, maar niet heel erg gelezen. Het interesseerde haar weinig.
“En jij, Marion, geloof jij er in? Ufo’s?”
“Wat zijn dat dan?”
“Vliegende schotels”, zei Paul.
“Ja, ik zag dat staan in de Keltonbridge Courant maar ik weet het niet. Iets over graancirkels. Geen idee wat het zijn.”
“Dat zijn landingsplaatsen voor ufo’s”, zei Paul. “Dan weten ze waar ze het beste kunnen landen.”
“Maar waarom hebben ze van die rare vormen?”
Marion probeerde Paul’s verhaal te volgen. Maar zijn verhaal was warrig.
“Ja, dat weet ik ook niet, hoor. Misschien zijn het buitenaardse letters.”
“Dat lijkt me echt onzin”, zei Marion.
Paul was teleurgesteld.
“Nou, jullie geloven ook niet veel, zeg. Het staat wèl in de krant, hoor. Je denkt toch niet dat ze zomaar iets schrijven?”
Thomas vond dat hij Paul een beetje moest steunen. Ook al was het onzin.
“Luister, Paul, ik geloof er zelf helemaal niets van, maar we kunnen proberen om er meer over te weten te komen. Maar dan moet je zelf ook meehelpen. We kunnen het onderzoeken.”
Paul klaarde op. Voordat de krant ermee kwam was hij nog niet op het idee gekomen, maar hij was nu wel benieuwd.
“Laten we naar de krant gaan en vertellen dat wij allemaal dat blauwe licht gezien hebben en dat er al eerder water omhoog is weggestroomd uit de schoolvijver.”
Senne was net aan komen lopen en hoorde wat Paul van plan was.
“Shht, jongens doe rustig. Iedereen hoort jullie zo.”
Paul keek Senne triomfantelijk aan. Er was werk aan de winkel.
“We willen dat bij de krant gaan uitzoeken. Van die ufo’s. We kunnen vertellen dat we blauw licht hebben gezien boven de Lochsike. Dat kan door die ufo’s komen.”
“Geen goed idee van je, Paul. Dan hebben we straks niet alleen de krant op het landgoed, maar misschien wel een helikopter van het leger. Om alles te onderzoeken. Straks moet ik mijn drones nog inleveren.”
Paul schrok. Hij was enthousiast, maar zijn idee om naar de krant te gaan was misschien niet zo’n goed idee. De drones van Senne zouden dan misschien niet meer geheim blijven en andere uitvindingen ook niet. De kranten zouden alles willen weten, alles wat ze gezien hadden, alles wat ze hadden ontdekt en alles wat ze hadden uitgevonden. En hij had net als Thomas en Marion aan Senne beloofd om die dingen geheim te houden.
“Ik zal jullie helpen,” zei Senne, “maar alleen als alles geheim blijft. Zoals je belooft hebt.”
Paul zag dat Marion en Thomas ernstig keken. Hij had zich vergist. En hij was ook wel blij dat Senne zo duidelijk reageerde.
“Ok, Senne. Je hebt gelijk. We moeten er zelf achter zien te komen hoe het zit. Niet via de krant.”
Senne was naar huis gegaan en keek uit het raam van zijn lab. Hij keek naar de labtafel met zijn nieuwste uitvindingen. Hij vroeg zich af wat hij kon doen om meer informatie te krijgen over de vragen van Paul. Het was in elk geval goed dat die niet met zijn plannen de aandacht had getrokken van de krant of van anderen. Zonder dat was het al lastig genoeg om aan zijn uitvindingen te werken. Voor je het wist keek iedereen je op de vingers. En waarvoor? Hij vroeg zich af wat de reden geweest was om in de krant over ufo’s te schrijven terwijl er geen enkel bewijs was, alleen wat vaag geklets over graancirkels. Waar kwam het vandaan? Misschien was het wel een idee om het eens aan Svea te vragen. Of misschien had zijn vader er een mening over. Als die binnenkort thuis zou komen zou hij dat kunnen vragen.
Svea zat aan de grote tafel in de woonkamer met een stapel papieren voor zich. Ze lachte vrolijk toen hij aan tafel kwam zitten.
“Ben je druk bezig?”
“Hi Senne, heb je even tijd voor je oude moeder?”
“Klets niet, Svea, je bent helemaal niet oud. Meer piep.”
Svea lachte.
“Dank je wel, Senne. Ik ben niet heel druk, hoor. Ik lees wat stukken door over onze staalpatenten.”
“Over wat?”
“Ach niks bijzonders, dat vertel ik je later nog wel eens.”
Senne wond er verder geen doekjes om.
“Heb je het artikel gelezen over ufo’s?”
“Bedoel je dat artikel in ons plaatselijke krantje van afgelopen weekend?”
“Ja dat artikel met die onduidelijke foto. Wat vind je er van?”
“Ach niet veel. Het is onzin, natuurlijk. Er was misschien niet veel ander nieuws. Dan krijg je dat soort dingen.”
“Heb je het wel eens met pa over ufo’s gehad? Wat vindt hij van die berichten?”
“Nou je het vraagt, ja. Hij denkt er wel een beetje anders over dan ik. Maar als je het precies wil weten, moet je dat met hem zelf bespreken. Volgens mij zei hij dat hij wel eens dingen heeft gezien die hij niet kon verklaren.”
“Wat? Waren dat ufo’s? Heeft hij ufo’s gezien?”
Svea keek hem aan.
“Wat heeft hij dan gezien, Svea?”
“Je moet het aan hem zelf vragen, Senne. Ik kan je er niet veel over vertellen, ik snap het zelf niet echt. Ik heb nooit een ufo gezien. En eigenlijk geloof ik er ook helemaal niets van.”
Het was duidelijk. Svea kon hem niet veel verder helpen, maar zijn vader misschien wel. In elk geval kon hij nu samen met de anderen zo veel mogelijk informatie verzamelen. Eerst konden ze kijken met drones. En daarna misschien ook op andere manieren. Maar ze moesten niet opvallen, anders werd het moeilijk om de speciale drones geheim te houden.
De volgende middag zaten ze met zijn vieren op Senne’s lab. Paul en Marion waren achter het grote scherm gekropen, nadat Senne de grote drone in het raamkozijn had gezet. Senne had hen uitgelegd waar ze zouden gaan kijken. In de krant met het artikel over ufo’s was een kaartje te vinden waar de graancirkel van de zomer was gevonden. Er was bijna niets meer van te zien, maar Senne wilde op die plek speciale opnames maken. Marion kon hem dan helpen om met het beeldprogramma te kijken of daar nog iets bijzonders te zien was. Was er nog een soort ‘vingerafdruk’ van de graancirkel op het terrein waar de eerdere foto was gemaakt? Of zouden er nog voorwerpen kunnen liggen die van een ufo kwamen? Stukjes metaal of glas of stenen?
Senne had de plek gemarkeerd en uitgerekend of de drone die afstand zou kunnen halen met de batterijen die hij geplaatst had.
“Wat denk je, Senne?” vroeg Marion. “Zetten we hem op onzichtbaar als we die foto’s gaan maken?”
“Ja, natuurlijk. Op onzichtbaar zetten zodra hij uit het raam vliegt.”
Marion haalde de V-schakelaar over. Het gezoem van de onzichtbare drone was nauwelijks te horen toen hij opsteeg en uit het raam in de richting vloog die Senne had geprogrammeerd. Op het scherm was de dronevlucht aangegeven als een bijna rechte lijn die voor het grootste deel buiten de grens van Keltonbridge liep. Daarnaast was een verkleinde opname zichtbaar van het gebied waar ze overheen vlogen. Het liet het landschap zien, de boerderijen, groepjes oude bomen die niet echt een bos vormden, de struiken en het vlakke landschap rond Keltonbridge met hier en daar vijvers en grotere plassen water. Toch duurde het ruim een kwartier voordat de drone aankwam op de plek waar de graancirkel was geweest. En waar eventueel een soort afdruk zou kunnen zijn. Maar de beelden leverden niet zo veel op. Het was onduidelijk. Wat in de krant stond en op een graancirkel leek, was op geen enkele manier herkenbaar. Het graan was natuurlijk weg, het land was nu kaal, maar er was ook niets van het patroon achtergebleven.
“Het levert niets op”, zei Marion. “Het ziet er heel anders uit.”
Senne schrok. Hij zag iets op het camerabeeld van de drone dat hem niet beviel. Hij schoof Paul en Marion opzij en nam de besturing over. Hij liet de drone snel weggaan van de plek die ze zojuist hadden bekeken en liet het toestel landen achter een bosje.
“Wat is er? Heb ik iets fout gedaan?”
Marion had inmiddels wat ervaring om de drone te besturen, maar lang niet zo veel als Senne zelf. Hij maakte een beetje zenuwachtige indruk.
“Nee, nee, jullie deden het goed. Maar ik zag wat bewegingen boven die plek, die mij niet bevielen.”
“O ja, wat dan?”
“Ik zal het je laten zien, Marion. Het beeld is opgeslagen, dus je kunt het zelf terugzien. Ga maar tien minuten terug op de beeldrecorder.”
Marion spoelde het beeld tien minuten terug en liet de opname lopen. De plaats waar de drone zich bevond, was in rode cijfers linksonder in het beeld aangegeven. De tijd dat de drone had gevlogen vanaf het begin, stond in witte cijfers rechtsonder in het beeld. Het beeld was niet erg kleurrijk. De lichtgrijze bewolking die als een vlakke laag boven het landschap hing, temperde het licht van de zon. Het landschap ten zuidwesten van Keltonbridge met de kale velden en lage struiken kleurde grijsbruin in het licht van de vroege middag.
“Daar!” zei Senne. “Daar heb je hem, hoor maar.”
Marion wist niet meteen wat hij bedoelde, maar keek geconcentreerd naar het beeld. En opeens hoorde ze zachtjes een geluid van een motor draaien. Een laag brommend geluid, dat langzaam duidelijker werd en dat nu goed te horen was. Ze zag een stipje rechtsboven in beeld dat langzaam omlaag kwam en ook groter werd. Het kwam dichterbij.
“Het is een helikopter”, zei Senne. “Op dit beeld is die nog een eind weg. Maar nou moet je opletten.”
Paul stond achter Marion te kijken naar het beeld, en ook Thomas was erbij komen staan. Ze stonden nu ingespannen naar het beeld te kijken. Ze zagen dat de helikopter steeds dichterbij kwam. Van rechtsboven in het beeld steeds meer naar het midden. En de helikopter was nu duidelijk herkenbaar.
Opeens veranderde het beeld en was te zien hoe de drone omlaag ging, hoe hij vlak langs een paar bomen en lage struiken vloog en uiteindelijk was geland. Dat was door Senne gedaan toen hij Marion opzij had geschoven en zelf de landing had ingezet.
“Er is een probleem”, zei Senne. “De drone is onzichtbaar. Maar de manier waarop de helikopter kwam aanvliegen kan volgens mij maar één ding betekenen. Hij heeft de drone toch gezien.”
“Maar dat kan toch niet?” zei Paul. ”Zou het V-systeem dan toch niet goed werken?”
Senne dacht na.
“Ik denk dat mijn systeem goed werkt. We hebben het ook vaker getest, het is gewoon goed, zeker op die afstand. Maar die helikopter heeft allerlei voorzieningen, misschien ook wel een infraroodcamera. Die kijkt niet met gewoon licht, maar met een warmtebeeld. Dan zien ze of iets warm of koud is. Als er iemand loopt, of als ergens een motortje draait, kan die camera dat zien. Als wij de V-schakelaar gebruiken is de drone onzichtbaar, maar niet voor een infraroodcamera. Het kan dus zijn dat ze hem daarmee gezien hebben.”
Thomas besefte dat het wel eens een groot probleem zou kunnen worden. En hij zag dat Senne zich dat ook realiseerde.
“Dat is niet zo fijn”, zei Thomas.
“Inderdaad”, zei Senne, “dat is zelfs heel erg vervelend. Het kan betekenen dat ze verder op zoek gaan naar de drone. En dan naar ons. En wie weet wat ze gaan doen met mijn uitvinding.”
Ze zaten nu bezorgd naar het beeldscherm te kijken.
Thomas was de eerste die wat zei.
“Ik heb een idee. Maar het kost wel een drone.”
“Zeg het maar, Thomas. Ik wil best een drone opofferen, maar de drone die daar geland is, wil ik natuurlijk terug.”
“Ok, als je een drone wilt opofferen, dan kun je het volgende doen. Stuur een gewone drone met een laser daarheen. Laat die dan in de richting van de helikopter vliegen, maar zonder dat het gevaarlijk is. Je moet dan afstand houden, maar toch zodanig vliegen dat ze geen aandacht meer hebben voor de gelande drone. En dan laat je jouw onzichtbare drone terugkomen zonder op te vallen.”
Senne liet het verhaal van Thomas rustig op zich inwerken. Paul was als eerste enthousiast.
“Goed idee weer van Thomas. Wat vind je er van, Senne?”
“Ja, ik denk dat het zou kunnen. Laten we het maar doen. We moeten het in elk geval niet te lang uitstellen.”
Hij pakte een lichte drone en keek of de batterij voldoende was om naar het terrein van de graancirkel te vliegen. Hij twijfelde even en pakte een andere. Hij klikte er een rode laser aan vast.
“Deze is erg snel. Wel iets duurder, maar dat moet dan maar.”
Senne plaatste de drone in het raamkozijn en stuurde hem met de computer weg.
“Ik hoop dat ie op tijd is.”
Na een paar minuten activeerde hij de laser en scheen ermee in de richting waar de helikopter moest zitten. Hij zette de camera van de gelande drone op breed beeld, zodat hij kon zien waar de helikopter heen vloog. Het was duidelijk dat de rode laser inmiddels zichtbaar was, want de helikopter vloog langzaam in die richting. Een paar minuten later probeerde Senne om het plan van Thomas uit te voeren. Hij liet de gelande drone voorzichtig weer opstijgen. De helikopter veranderde niet van richting maar zat achter de kleine drone aan, die zijn rode laser nu af en toe in alle richtingen liet schijnen. Senne begon enthousiast te worden.
“Het lukt. Het was toch een goed idee van jou, Thomas. Ik denk dat het helemaal gaat lukken.”
Op de kaart kon hij zien dat zijn speciale drone onderweg was naar huis. Hij vloog laag boven de velden en struiken en zoveel mogelijk om de bomen heen, in plaats van er overheen te vliegen. Op deze manier viel de drone zo min mogelijk op. Alleen de kleine drone was nu in beeld bij de helikopter. Hij kon daarmee niks zien omdat er geen camera op zat, maar hij kon op de kaart wel zien waar de drone zich bevond. Op de kaart zag hij een open water en kreeg opeens een idee om de drone uit handen van de helikopter te houden. Hij vloog hem tot boven het open water en schakelde vervolgens de batterijen uit. De drone viel als een baksteen uit de lucht en kwam in het water terecht. Dat was vervelend, maar het zou gemakkelijker zijn om hem uit het water op te gaan halen, dan om hem terug te krijgen als de helikopter hem vond. Thomas had door wat Senne gedaan had en begreep ook waarom.
“Slim. We kunnen hem morgen ophalen, toch?” Senne knikte.
Op dat moment kwam de verborgen drone het grasveld achter het lab opvliegen en bleef stilhangen voor het raam. Senne haalde hem binnen.
“Het is niet helemaal gelukt, maar we hebben wel beelden. Die kunnen we nu bekijken.”
Marion keek naar de drone die net was teruggekeerd.
“Hij is helemaal gaaf. Er is niets beschadigd. Maar wat was dat nou voor helikopter?”
“Dat weet ik nog niet”, zei Senne. “Misschien kunnen we uit de beelden wat aflezen.”
De beelden die diezelfde middag door de camera’s waren gemaakt, waren van hoge kwaliteit. Dat bleek toen ze twee aan twee de foto’s zaten te bestuderen. Ze waren achter twee verschillende computers gaan zitten. Senne en Marion keken naar het grote scherm waar ze de video’s en foto’s ver konden uitvergroten en zo de kleinste details konden zien. Het scherm waarachter Paul en Thomas waren gaan zitten was niet veel kleiner. Ze keken vooral naar de route die de drone had afgelegd en de plaats waar de graancirkel geweest zou zijn. Ze vergeleken de beelden met foto’s die op het web te vinden waren over andere graancirkels en zochten naar meer informatie over ufo’s.
Marion was de eerste die informatie gevonden had die van belang kon zijn.
“Moet je kijken, Senne, ik kan met uitvergroten en een beetje bewerken van het beeld een nummer zien op de zijkant van de helikopter. Maar wat het betekent, weet ik niet.”
Senne keek naar het beeld dat ze net had bewerkt.
“HX4-C, zie jij dat ook?”
“Ja, dat zou ook kunnen”, zei Marion. “Ik las NX4-C, wat denk jij, Thomas?”
Thomas stond op en las op het scherm.
“HX4-C lees ik.”
“Ok, dan moeten we erachter komen wat dat betekent. Hoe doen we dat?”
Marion luisterde niet meer. Ze was aan het inzoomen op de beelden die op de grond waren gemaakt. De drone was op zeker moment gedaald om te kunnen landen. Eén voor één keek Marion naar de foto’s die aan de rand van het terrein van de graancirkel waren gemaakt, net voordat de drone daar wegvloog om niet in beeld van de helikopter te komen. Senne stond samen met Paul en Thomas naar het scherm te kijken. Thomas zocht naar informatie over de HX4-C.
“Ik geloof dat ik beet heb.”
Hij klikte op een site die er officieel uitzag. Er moest een wachtwoord ingetikt worden.
“Ik kom niet verder als ik geen wachtwoord heb.”
Senne keek hoe het scherm reageerde op de informatie die Thomas probeerde te vinden.
“Kom eens kijken, Marion.”
Marion reageerde niet. Ze was zelf druk bezig. Er verscheen een soort klok linksboven in het scherm. Het wachtwoord moest misschien binnen een bepaalde tijd worden ingevuld.
“Marion kom eens kijken, gauw. Er is iets aan de hand.”
Marion stond op om te kijken, maar het was al te laat. Het scherm waarop Senne en de anderen zaten te kijken, bevroor. Er kwam een kleine zwart window overheen te staan. Daar stond een nummer op. Een paar seconden later verschenen daaronder nog twee andere nummers.
“Dat is een IP adres”, zei Marion. “Van jouw computer.”
Ze probeerde de computer uit te zetten, maar dat lukte niet.
“Hij reageert niet meer, Senne. Niet op de muis, en ook niet op het toetsenbord. Trek de stekker er maar uit voordat hij geïnfecteerd wordt met wat ze op dit moment naar je toesturen.”
Senne reageerde direct. Hij trok de stekker uit het stopcontact, zodat het scherm zwart werd.
“Er is iets heel vreemds”, zei Thomas. “De getallen die onder jouw IP adres stonden toen het scherm bevroor, dat zijn coördinaten.”
“Jaaa”, zei Paul, “en dus… ?”
Het was duidelijk dat Paul het niet begreep.
“Die geven de exacte plaats aan waar jij je bevindt. Of waar een toestel zich bevindt. En in dit geval was het de plaats van de drone toen hij geland was bij de graancirkel. Dat heb ik net kunnen aflezen.”
Paul knikte. Marion en Senne dachten na.
“Als dat waar is, dan weet de organisatie waar die helikopter vandaan komt nu precies wie we zijn en waar onze drone geweest is”, zei Thomas.
“Maar wat voor organisatie is dat dan?”
“Dat weet ik natuurlijk niet. Maar er is nog iets vreemds. Ik snap nog wel dat ze meer willen weten van die drone, al weten ze waarschijnlijk niet dat ie normaal onzichtbaar is. Want zij konden hem zien met een infraroodcamera. Maar waarom hangen ze rond bij het terrein waar een half jaar geleden een graancirkel geweest is? Of misschien een ufo, zoals Paul denkt. Dat is toch vreemd? Zijn ze daar nog steeds mee bezig? Of zouden ze iets anders zoeken?”
“Dat zijn goeie vragen, Thomas. Ik heb echt geen idee, maar laten we er vandaag maar mee stoppen.”
Thomas was ruim op tijd thuis voor het eten. Hij had zijn rugzak met de dronefoto’s die op zijn tablet stonden in de gang gezet en was blij dat zijn vader nu thuis was. Hij dacht na wie hem nog wat verder zou kunnen helpen. Misschien zijn neef Dave. Het was ruim twee jaar geleden dat hij hem voor het laatst had gezien. Hij kon hem dan ook vragen stellen over de meteoriet die zijn vader had opgestuurd. Hij kon hem natuurlijk niets vertellen over hun onderzoek met de drones. Dat was best lastig en aan één kant ook wel jammer, maar het kon niet anders. Senne zou het nooit goed vinden dat hij zou vertellen over wat ze allemaal konden met de drones. Hij zou de vragen zo moeten stellen, dat de drones geheim zouden blijven.
Zijn vader keek verbaasd toen Thomas er over begon.
“Dus jij wilt naar Sheffield? Naar tante Maud?”
“Ja, dat lijkt me leuk. Het is al een tijd geleden dat we daar naar toe geweest zijn.”
“Nou, dat is prima wat mij betreft. We kunnen daar een keer heen.”
Hij zag dat zijn moeder het leuk vond. Het was haar zuster tenslotte.
“Dat is een goed idee, Thomas. Ik heb Maud al een tijd niet meer gezien. We kunnen volgend weekend wel naar Sheffield gaan, dan kun jij weer eens op de boerderij rondkijken.”
“Nou, ik wil geen eenden gaan voeren, hoor. Maar het lijkt me leuk als Dave er is.”
“Ja, dat zou leuk zijn. Maar dan moet ik wel aan Maud vragen wanneer hij er is, want hij is vast niet elk weekend thuis.”
Hij ging naar zijn kamer. Maar voordat hij ging slapen maakte hij een lijstje met de dingen die hij aan Dave zou kunnen vragen.
Toen Thomas een paar dagen later ’s middags van school kwam, stond de auto van tante Maud voor de deur. Maar het was niet tante Maud, die op bezoek was. Zijn vader en moeder zaten in de huiskamer aan tafel met Dave en zijn vriendin Alma. Het zag er even uit als een gezellig bezoekje, maar dat was het niet helemaal. Dave keek nog wel ontspannen, maar zijn vriendin Alma keek ernstig. Alsof er iets aan de hand was. Nadat hij Dave en Alma een hand had gegeven, was Thomas er aan tafel bij gaan zitten. Zijn vader was de eerste die iets zei.
“Ik kan mevrouw Telge daarover bellen. Ze is de moeder van een vriend van Thomas, dus we kennen elkaar wel. Ik denk dat ze je misschien kan helpen.”
Thomas begon nieuwsgierig te worden.
“Is er wat aan de hand?”
Zijn vader gaf antwoord, maar het leek er op dat hij niet alles vertelde.
“Alma doet onderzoek in deze omgeving. Ze wil graag een keer kijken op het landgoed van Senne’s moeder.”
Thomas haalde zijn schouders op. Hij vroeg zich niet meteen af wat voor onderzoek het zou zijn. Hij was meer geïnteresseerd in wat Dave had gevonden over de meteoriet die hij had laten opsturen. Dave zag het aan hem.
“Het is een meteoriet, Thomas. Er zit veel Iridium in.”
“Wat is dat?”
Zijn vader gaf antwoord.
“Een bijzonder metaal, dat op aarde weinig voorkomt. Maar wel in meteorieten.”
Dave vulde hem aan.
“Het lijkt een heel oude meteoriet. We willen hem graag nog verder onderzoeken.”
Thomas knikte. Hij bedacht, dat hij de andere meteoriet nog had. Wat dat betreft was het geen probleem om deze een tijd lang kwijt te zijn. Er viel hem nog iets in.
“Wat voor onderzoek moet er nog op het landgoed gebeuren?”
Het ging over de vraag van Alma. Ze keek hem aan. Misschien wilde ze er helemaal niet zo veel over vertellen. Maar zijn vader wist het blijkbaar wel.
“Alma studeert medische archeologie. Ze doet een onderzoek naar ziektes die er vroeger in dit gebied geweest zijn.”
Thomas wist zelf ook het nodige. En dat wilde hij laten merken.
“Zoals de pest, bedoel je?”
Alma keek op. Die vraag had ze niet verwacht.
“Inderdaad, Thomas. Daarover willen we meer weten.”
“Maar dat was toch lang geleden?”
Alma realiseerde zich inmiddels ook, dat ze het verhaal voorzichtig moest vertellen.
“Dat klopt. Het is lang geleden. Wel een paar honderd jaar. Maar er zijn toch nog belangrijke dingen om te onderzoeken.”
Verder zei ze niets. Het leek er niet op, dat Alma er nog meer over wilde vertellen. Misschien zou hij er meer over horen als ze inderdaad op het landgoed mocht rondkijken. Maar in elk geval kon hij Senne vast een seintje geven.
“Ik heb nog een vraag, Dave. Zijn er ook helikopters of zo, die graancirkels en wat daar om heen gebeurt, in de gaten houden? Stel nou dat je met een kleine drone zou gaan vliegen om bijvoorbeeld foto’s te maken van een graancirkel of van een plek waar een graancirkel is geweest.”
Dit was de belangrijkste vraag. Thomas was blij dat hij de vraag op deze manier had gesteld. Hij had niets laten blijken over de drones van Senne. En toch ging het daarom
“Even kijken of ik je nou goed begrijp, Thomas. Dus er komt een drone kijken bij de plek van een graancirkel en maakt daar foto’s. Jouw vraag is of er een helikopter is, die de omgeving van graancirkels in de gaten houdt. Goeie vraag, ja.”
Dave keek nu wat voor zich uit. Hij dacht na.
“Nou je het zegt, heb ik daar iets over gelezen. Een paar jaar geleden is er een onderzoek gedaan naar graancirkels en ufo’s. De afdeling van de universiteit waar ik zit, was daar ook een beetje bij betrokken. Het Metyora onderzoek. Als ik het mij goed herinner is daarvan een geheim rapport gemaakt, maar met een klein deelrapport, dat niet geheim is. Ik heb dat wel eens gezien, maar ik weet niet of daar iets in stond over helikopters of drones. Misschien staat dat in het geheime gedeelte.”
Thomas noteerde in zijn tablet ‘Metyora’ .
“Maar wat denk jij zelf, Dave?”
“Ik denk dat ze liever niet hebben dat er drones komen kijken naar graancirkels als daar ook gezocht wordt naar Ufo’s. Zulk onderzoek wordt misschien door de luchtmacht gedaan. Die willen graag zo veel mogelijk geheim houden. Als ik een drone had, dan zou ik daar ver uit de buurt blijven.”
Thomas schrok een beetje. Maar hij probeerde niets te laten merken.
Toen hij tien minuten later de trap op liep naar zijn kamer, had hij meteen zijn mobieltje gepakt.
“Senne? Ben je morgenmiddag thuis?”
11. Pluto
Thomas was de volgende middag na school naar het landgoed gegaan en direct naar het lab gelopen. Paul zat er al. Hij begon meteen toen hij hem binnen hoorde komen.
“Hé, Thomas kom gauw binnen, dit moet jij ook zien.”
LEES MEER over het avontuur waar Thomas, Marion, Paul en Senne in terecht komen. // terug